Wanneer is ‘goed’ ook echt goed..?

succescriteria

In een kleutergroep zijn alle kinderen hard aan het werk. Ze moeten voor hun rapport een tekening maken van zichzelf op het plein. De tekening moet vandaag af, want morgen worden de rapporten uitgedeeld. Juf heeft gezegd dat het leuk zou zijn als je jezelf tekent met je favoriete buitenspel. Wilfred is meteen aan de slag gegaan. Hij houdt van voetballen en tekent daarom zichzelf met een voetbal aan zijn voet. Hij is klaar. Mooi, dat is gelukt binnen de tijd, zoals juf heeft gezegd. Wilfred gaat naar de juf. Maar wat nu? Ze is niet tevreden. Ze vraagt of Wilfred alleen voetbalt. Nee, natuurlijk niet. Daar zijn altijd andere kinderen bij. Maar juf had niet gezegd dat je anderen moest tekenen, alleen jezelf. Toch gaat Wilfred terug naar zijn plek en tekent er gauw nog drie vriendjes bij. Weer gaat hij naar de juf. Nu ben ik echt klaar en… binnen de tijd! Maar nu vraagt de juf of er geen andere dingen op het plein zijn; de doeltjes, het klimrek, de muur waar tegen gevoetbald wordt..? En dus gaat Wilfred weer naar zijn plek en tekent de doeltjes en het hek waar de bal steeds overheen vliegt. Zou juf nu tevreden zijn? De tijd tikt door, maar het lijkt wel of juf niet wil dat Wilfred vandaag klaar komt met zijn tekening. Schoorvoetend gaat hij weer naar de juf. Zo goed? Maar nee hoor, juf vraagt of er geen lucht is en geen plein en of je vanaf het voetbalveld geen stukje school kunt zien. En wat denk je van de weg en het fietsenhok? Wilfred gaat terug naar zijn plek en rommelt nog wat aan zijn tekening. Als de juf zegt dat de tijd om is, levert Wilfred zijn tekening in. Er staan allemaal extra krabbels op en Wilfred schaamt zich dat deze tekening morgen in zijn rapport komt.

In mijn vorige bericht schreef ik dat het goed voor ieder kind is om het einddoel van een activiteit te kennen; wat gaan we eigenlijk leren en waarom? In dit bericht wil ik nog een stapje verder gaan; vertel vooraf wanneer het einddoel is gehaald.

De eerste van de zeven eigenschappen van Stephen Covey is ‘wees proactief’. Het gaat hierbij om keuzevrijheid. Door kinderen te leren zelf verantwoordelijk te zijn voor de keuzes die ze maken, leer je ze ook keuzes bewuster te maken en vooruit te denken. Dat betekent niet dat ieder kind alle vrijheid moet krijgen, want ook binnen deze eigenschap blijven de burgerschapswaarden van belang; je handelt binnen een maatschappij waarin je rekening met anderen moet houden. Het betekent wel dat als kinderen helder hebben wat er van hen verwacht wordt, ze de uitvoering daarvan steeds meer zelf kunnen reguleren.

John Hattie leert ons dat eigenaarschap bij kinderen in belangrijke mate bevorderd wordt door succescriteria vast te stellen; samen met de kinderen, maar zeker door de leerkracht geleid.

Behalve dat kinderen weten wat ze gaan leren en waarom ze dat leren (effect op langere termijn), leren ze door het vaststellen van succescriteria ook hoe ze het einddoel kunnen halen en hoe het er uit ziet als ze het doel hebben gehaald. Op die manier kunnen ze zelf de criteria bij langs in hun weg naar het einddoel.

Als de leerkracht in het voorbeeld van Wilfred iets meer tijd genomen had om de taak preciezer uit te leggen en succescriteria op te stellen, dan had Wilfred niet steeds naar de juf hoeven gaan, maar had hij zichzelf van feedback kunnen voorzien. Dan was hij aan het eind van de les ook zelf tevreden over zijn tekening geweest; hij had precies gedaan wat er van hem verwacht werd. Hij had het gevoel gehad dat hij zelfstandig deze tekening had gemaakt en mochten er toch dingen fout zijn gegaan dan had hij zichzelf daarop aangesproken. Tenminste, als een leerkracht ook dát proces steeds goed had begeleid.

Ik merk dat het rust geeft bij leerlingen als ze echt weten wat er van hen verwacht wordt. Is een schrijfles goed als het netjes is? Of leesbaar? Of vlot? En wat is netjes, leesbaar, vlot? Is een werkstuk goed als het 20 pagina’s heeft? Of 1500 woorden? Of een inleiding en een slot? Of in eigen woorden is geschreven?

Mijn groep heeft onlangs cijferend onder elkaar rekenen geleerd. De methode vraagt vervolgens sommen uit te rekenen ‘op jouw manier’. Het klinkt alsof kinderen dan zelf hun handige manier mogen kiezen (en voor hoogbegaafde kinderen klinkt het alsof ze al hun creativiteit in de som kwijt mogen), maar niets is minder waar. De methode zelf heeft allang bepaald welke manier bij welke som het handigst is. Heb je een andere manier gekozen dan is het fout. Nadat ik over succescriteria heb gelezen ben ik samen met de kinderen de te maken les doorgegaan en hebben we per opgave bekeken welke manier de beste zou zijn. Enthousiast zijn ze aan de slag gegaan en iedereen behaalde een voldoende resultaat. Dat werkt motiverend!

Vertel kinderen wanneer goed ook echt ‘goed’ is en laat ze zelf verantwoordelijkheid nemen over de wijze waarop ze dat ‘goed’ bereiken.

Jantiene G.