Help de ander oplossingen te vinden

oplossingen

In mijn werk benoem ik vaak de kracht van oplossingsgerichte gesprekken. Mensen zijn dan verwonderd, omdat ze van mening zijn dat ze juist altijd oplossingsgericht bezig zijn. Het probleem is dan, zeggen ze, dat de ander hun oplossingen niet accepteert. Ik moet ze dan teleurstellen – of juist gerust stellen- , want in oplossingsgerichte gesprekken ben jij als partner niet degene die de oplossingen aandraagt, maar de persoon met het probleem draagt zijn eigen oplossingen aan. Deze werkwijze kan naar mijn idee ook helpen om jongeren meer betrokken te krijgen bij hun eigen leerdoelen. Zowel in geloofsontwikkeling als in maatschappelijke ontwikkeling.

Wanneer wij beroepsmatig gesprekken voeren, met ouders of met de kinderen/ jongeren zelf, is er meestal sprake van ongelijkwaardigheid. De leerkracht/ mentor is de professional en de ouder of het kind ‘komt iets halen’. Deze ongelijkwaardige verhouding leidt er toe dat de ouder of het kind zal aanhoren wat de professional te zeggen heeft. Voor hen zal het heel moeilijk zijn daar iets tegenin te brengen, tenzij ze daartoe uitdrukkelijk worden uitgenodigd.

In de oplossingsgerichte gesprekstechniek blijf je als leerkracht/ begeleider de professional, maar ga je in het gesprek op zoek naar gelijkwaardigheid. Het is van belang dat beide gesprekspartners op dezelfde golflengte zitten en dus beiden een zinvolle inbreng kunnen hebben.

Als professional houd je wel degelijk de regie in handen. Jij hebt het gesprek goed voorbereid, door te bedenken waarover je het wel en waarover je het niet wilt hebben. Jij hebt de structuur van het gesprek in handen en bent in staat om een gesprek naar wens te begeleiden, omdat je daarvoor hebt geleerd (als het goed is was gespreksvoering een onderdeel van je opleiding).

Juist omdat jij de regie hebt, ben je in staat het gesprek zo te leiden dat je gesprekspartner zelf de oplossingen bedenkt voor de problemen waarom hij/ zij bij jou is gekomen. En daar ligt de kracht van de oplossing, want mensen zijn sneller bereid te werken aan oplossingen waar ze zelf in geloven, omdat ze die zelf hebben bedacht, dan om iets te doen waarvan een ander zegt dat het goed voor ze is of zeker zal werken.

Stap 1: Maak werkelijk contact. We hebben vaak de neiging meteen met de deur in huis te vallen, maar veel beter is om eerst even naar het welbevinden van de ander te vragen. Bedenk dat vrijwel iedereen op de vraag ‘hoe gaat het met je?’ in eerste instantie met ‘goed’ antwoordt. Je hebt dan meteen een positieve insteek, want blijkbaar gaat niet alles slecht. Antwoordt de ander toch met ‘slecht’ dan kun je altijd nog zeggen: ‘oké, dat begrijp ik, want daarvoor zitten we hier, maar gaat alles slecht? Of heb je ook nog mooie dingen meegemaakt de laatste tijd?’ Hiermee verken je meteen de zwaarte van het probleem.

Stap 2: Stel doelen. Vaak blijven we in de problemen hangen. Van alle kanten worden die bekeken en uitgespit, waardoor het nare gevoel alleen maar groter wordt. Veel beter is om te vragen wanneer voor de ander het gesprek geslaagd is. Ouders en kinderen die met problemen bij je komen willen graag verandering. Anders komen ze niet. Dus ook als ze niet meteen een antwoord hebben op de vraag wanneer het gesprek geslaagd is, moet je gewoon door blijven vragen.

Stap 3: Ontdek de sterke punten van de gesprekspartner in het probleem. Vraag bijvoorbeeld wanneer het probleem er niet is, of minder groot is. En vraag dan ook wat de ander anders doet als het probleem minder groot is. Complimenteer de ander met dat succes. Daardoor zal de ander zien dat daar mogelijk een oplossing ligt.

Stap 4: Ga op zoek naar het grijze gebied. We hebben allemaal de neiging om zwart-wit te denken. Het gaat of helemaal goed, of helemaal slecht. Door de ander te helpen de situatie te nuanceren zal hij inzien dat er meerdere stapjes zijn naar verbetering.

Wat goed werkt is de schaalvraag: ‘Als je nu een cijfer (van 1-10) zou mogen geven voor je probleem, wat zou dat dan zijn?’. Mijn ervaring is dat weinig mensen een 0 of 1 geven, dan kun je vragen waarom het toch niet een puntje lager is. Mocht het toch een 0 zijn, leef dan mee, erken dat dit zo is, maar blijf er niet in hangen. En ga meteen door naar de oplossing in kleine stapjes. ‘Wat is er voor jou nodig om het volgende week één cijfer hoger te laten zijn?’

Stap 5: Kijk naar de toekomst. ‘Wat zullen de eerste tekenen zijn dat het beter gaat?’ en ‘Wat doe jij dan anders?’ en ‘Wat merken anderen daarvan?’

Soms helpt het ook om eerst te dromen: ‘Stel dat je morgen wakker wordt en het hele probleem is weg. Hoe ziet dat er uit? Wat doe jij anders? Wat doet je omgeving anders?’ Van daaruit is het weer mogelijk om kleine beginstappen te zetten.

Wanneer je op deze manier gesprekken voert met mensen die problemen ervaren zul je merken dat het jou veel minder energie kost. Niet jij bent verantwoordelijk voor de oplossing van het probleem van de ander, maar de ander is zelf verantwoordelijk en zal dit ook zo gaan ervaren.

Ik daag iedere lezer uit het gewoon te proberen. Je hoeft daarvoor geen coach of leerkracht te zijn. Mijn ervaring is dat het ook in informele gesprekken werkt en bij hele kleine probleempjes.

Jantiene G.