Betrokken leerlingen – 3

motivatie

Onlangs hoorde ik in het nieuws dat er weinig jongeren mee doen aan loterijen. Dat was een reden voor een bureau om het over een andere boeg te gooien en geen geldprijzen meer uit te loten, maar belevingen. Ze hoopten op die manier toch de jongeren te verleiden om mee te doen. 

Ik wil hier niet ingaan op de vraag of we jongeren wel moeten verleiden om mee te doen aan loterijen. Waar ik over na ben gaan denken is de vraag of deze verleidingstactiek zal werken. Ik denk dat dit niet het geval is. De reden waarom ik dat denk heeft te maken met stap 3 in de vraag ‘Hoe krijgen we leerlingen betrokken bij de les?’

Betrokkenheid bereik je door op vier vragen steeds opnieuw antwoord te geven in je lessen. De eerste twee vragen zijn eerder aan bod geweest, vandaag wil ik ingaan op vraag 3: Is dit belangrijk?

Voor iedere mens geldt dat het wel of niet mee willen doen aan een activiteit of leermoment zal afhangen van de vraag of dit relevant is voor één of meer doelen in je eigen brein. Marzano noemt dat het zelfsysteem.

Het menselijk brein bestaat uit een hiërarchie aan doelstellingen; eerst de doelen rondom basisbehoeften (eten, bescherming, veiligheid), dan doelen op korte termijn (speelafspraak zelfde dag, goed cijfer op deze toets), daarna doelen voor langere termijn (overgaan, dissertatie schrijven, olympische spelen halen) en uiteindelijk de doelen voor het leven (toekomst, meerjarenplannen).

Marzano stelt dat het aansluiten op de laatste twee soorten doelen de betrokkenheid zal vergroten. Ik neem aan dat dit inderdaad het geval is, maar gezien alle wetenschap over hersenontwikkeling vraag ik me af of dit mogelijk is voor de leerlingen waar wij over praten (basisschool en voortgezet onderwijs).

Jongeren tot 25 jaar hebben nog geen volledig ontwikkelde prefrontale cortex. Juist het prioriteiten stellen, maken van keuzes en planningen op langere termijn dan een dag of een week zijn daarom voor hen heel moeilijk. Hoewel veel jongeren best weten wat ze later willen worden en wat daar dan voor nodig is qua opleidingsniveau en/ of prestaties lukt het hen niet om daar naar toe te werken. Het helpt dan dus ook niet om ze op die doelen te wijzen.

Wat betreft die loterijen is het nu inleggen van geld voor eventueel een beleving over langere tijd dus helemaal niet interessant. Ze zijn impulsief en gaan voor de kick, maar willen daar niet op wachten tot ze wellicht, misschien, over een maand of zo, dat gewonnen hebben. Als je nu geld hebt, geef je het nu uit aan een zekere factor.

Ik denk dat we daarvan moeten leren in ons onderwijsaanbod. Jongeren hebben eigenlijk hun hele onderwijstijd de positieve feedback en stimulans van de volwassene nodig. Het is niet goed om al te snel en rigoureus over te gaan op zelfstandig werken, omdat juist dan gevraagd wordt zelf dingen uit te zoeken, zelf problemen te ontdekken, zelf plannen te maken. Maar daarvoor zijn de hersenen van de jongere nog niet gerijpt.

Als volwassen begeleiders is het daarom de taak om:

  • De jongere te helpen consequenties te overzien door vragen te stellen als ‘Wat gebeurt er als je…?’
  • Voorbeelden te geven die zorgen dat de lesstof gaat leven in de belevingswereld van nu.
  • Te zorgen dat de leerling een voorstelling krijgt van mogelijkheden op kortere en langere termijn; zelf kunnen ze die voorstelling niet maken.
  • Te begeleiden bij processen waarin keuzes worden gemaakt en niet te snel los laten.

De leerlingen hebben dus vooral en lang begeleiding nodig, terwijl we in veel onderwijsvormen ze al snel loslaten en verantwoordelijk stellen. Wil je toch ook bereiken dat ze gemotiveerd zijn om te leren wat er geleerd moet worden, houd er dan rekening mee dat ze vooral bezig zijn met de korte termijn. Beloven dat ze een brommer krijgen als ze slagen is een te lange termijn; iedere toets weer zeggen dat er €25,- in de pot voor de brommer gaat als ze een 7 of hoger halen werkt naar alle waarschijnlijkheid beter.

Succes!

Jantiene G.